Deze productfiche beschrijft een patiënt-specifiek bloedproduct dat enkel op bestelling in het kader van specifieke indicaties wordt bereid. Het is voor een welbepaalde patiënt bestemd en wordt via een aparte bestelprocedure met het bestelformulier voor patiënt-specifieke bloedproducten aangevraagd. Om een tijdige aflevering te verzekeren moet het 24u op voorhand worden besteld.
Code 'Dienst voor het Bloed'
Niet bestraald:
E6124V00
E6124VA0
Bestraald:
E6116V00
E6116VA0
RIZIV-Code
Gehospitaliseerd: 752 463
Niet-gehospitaliseerd: 752 452
Door een bijkomende bewerking kan een gedeleukocyteerd erytrocytenconcentraat van een bijzonder fenotype voor langdurige bewaring in bevroren toestand worden bereid. Een glyceroloplossing wordt toegevoegd aan het erytrocytenconcentraat dat vervolgens wordt ingevroren bij – 80 °C of lager. Bij het ontdooien worden de erytrocyten in een gesloten systeem gedeglyceroliseerd en finaal opnieuw in suspensie gebracht in bewaarvloeistof (SAGM).
Een ontdooid erytrocytenconcentraat heeft een hematocriet tussen 0,35 - 0,60 en bevat minimaal 36 g hemoglobine. Het volume bedraagt minstens 185 ml en staat op het vrijgave-etiket afgedrukt.
Afhankelijk van het jaar van de donatie, is het ingevroren en ontdooid erytrocytenconcentraten gedeleukocyteerd of niet. Gedeleukocyteerde erytrocytenconcentraten bevatten minder dan 1 x 106 leukocyten/product.
Desgewenst wordt het product bestraald. De bestralingsdosis bedraagt niet minder dan 25 Gray en niet meer dan 50 Gray. De bestraling wordt uitgevoerd na het ontdooien.
Een ingevroren en ontdooid erytrocytenconcentraat wordt gebruikt ter behandeling van ernstig bloedverlies en/ofanemie bij patiënten met een bijzonder fenotype waarvoor geen compatibel bloed onder vorm van een standaard erytrocytenconcentraat beschikbaar is.
Dosis
Transfusie van één erytrocytenconcentraat verhoogt de hemoglobineconcentratie bij een persoon van 70 kg die niet actief bloedt met gemiddeld 1 g/dl en de hematocrietwaarde met ± 3 %.
Speciale voorzorgsmaatregelen
Bij transfusie van een erytrocytenconcentraat moet de compatibiliteit tussen donor en ontvanger verzekerd zijn door selectie van een erytrocytenconcentraat dat compatibel is met het ABO- en het resus D-bloedtype van de ontvanger, negatief voor de bloedgroepantigenen waartegen de patiënt antistoffen heeft en door uitvoering van een kruisproef tussen rode bloedcellen van de donor en serum van de ontvanger. Ter bevestiging van de geschiktheid van het geselecteerde product wordt voor het ontdooien een kruisproef uitgevoerd op een pilootstaal van het ingevroren erytrocytenconcentraat door het referentielaboratorium van Rode Kruis-Vlaanderen. De eigenlijk compatibiliteit tussen het ontdooid product en de ontvanger dient verzekerd te worden door een kruisproef in het aanvragend ziekenhuis.
Indien bestemd voor patiënten met een ernstige immuundeficiënte patiënten dient het product bestraald te worden.
Gebruiksaanwijzing
Tijdens de duur van de transfusie moet een aseptische techniek worden toegepast. Toediensets en filters dienen tijdig te worden vervangen in geval van transfusie van meerdere eenheden. Het erytrocytenconcentraat wordt intraveneus toegediend via een perfusieset met standaardfilter (170-260 µ).
Gedurende de eerste 10 tot 15 minuten wordt een lage infusiesnelheid ingesteld en wordt de patiënt nauwgezet geobserveerd op een eventuele transfusiereactie. Vervolgens wordt de infusiesnelheid verhoogd in functie van de klinische toestand. De gemiddelde transfusieduur van een erytrocytenconcentraat bedraagt 1 tot 2 uur. Er wordt aangeraden de duur voor transfusie van één eenheid te beperken tot een maximum van 4 uur.
Eventuele restanten worden verwijderd als medisch afval.
De meest frequent voorkomende bijwerkingen van een transfusie van bloedproducten zijn rillingen, koorts en symptomen van allergisch aard zoals urticaria en jeuk.
Ernstige, mogelijk dodelijke, ongewenste bijwerkingen zijn: circulatoire overvulling met longoedeem, transfusie-gerelateerde acute longaandoening (TRALI), bacteriële sepsis,
hemolytische transfusiereactie en ernstige allergische reacties zoals anafylactische shock.
Verder kunnen voorkomen: chemische verstoring bij massale transfusie (hyperkaliëmie) en transfusie-geassociëerde graft versus host-ziekte (TA-GVHD).
Door bloed en bloedderivaten kunnen infecties worden overgedragen: met virussen (B19 parvovirus, CMV*, HAV, HBV, HCV, HIV,…), met bacteriën (syfilis), met protozoa (malaria, leishmania, trypanosomiase) en met ongekende ziekteverwekkende agentia.
Bij frequente transfusies of transfusies gedurende lange tijd kan ijzerstapeling optreden.
Indien een acute transfusiereactie optreedt, dient de transfusie onmiddellijk te worden stopgezet en moet aangepaste therapie gestart worden. Volgende laboratoriumtests kunnen nuttig zijn bij ernstige reacties: hemolyseparameters (haptoglobine, vrij hemoglobine, LDH, bilirubine), herhaling kruisproef en bloedgroepbepaling van patiënt en product, rechtstreekse antiglobulinetest, serum IgA, hemocultuur van de patiënt en bacteriologisch onderzoek van de toegediende eenheid.
Bij een milde allergische transfusiereactie (jeuk, roodheid, urticaria) kan de transfusie eventueel na toediening van antihistaminica of corticosteroïden worden verder gezet.
* Van gedeleukocyteerde bloedproducten wordt algemeen aangenomen dat door de eliminatie van de witte bloedcellen de kans op transmissie van het CMV-virus nagenoeg volledig wordt vermeden. Voor indicaties van het gebruik van bloedproducten afkomstig van donoren die serologisch negatief zijn voor CMV: zie onder CMV-negatieve bloedproducten.
Het erytrocytenconcentraat mag niet gemengd worden met geneesmiddelen of infusie-vloeistoffen. Fysiologische zoutoplossingen mogen samen met bloed worden toegediend, maar niet worden toegevoegd aan de bloedzak.
Een ingevroren en ontdooid erytrocytenconcentraat moet binnen de 24 uur na bereiding worden toegediend. Het wordt bewaard tussen + 2 °C en + 6 °C.
Een erytrocytenconcentraat mag niet gebruikt worden bij tekenen van beschadiging of bederf.
Het bloed wordt afgenomen van vrijwillige, niet-bezoldigde donoren, geselecteerd volgens de normen vastgelegd in de Belgische wetgeving en de procedures van de Dienst voor het Bloed van Rode Kruis-Vlaanderen.
Bij elke donatie wordt de donor gekeurd door een arts en getest op antistoffen tegen de humane immunodeficiëntievirussen (anti-HIV-1 en HIV-2), op antistoffen tegen het hepatitis C-virus (anti-HCV), op het hepatitis B-virus-oppervlakteantigen (HBsAg) en op antistoffen tegen Treponema pallidum. HIV, HBV en HCV worden ook opgespoord d.m.v. NAT-testen.
De producten afkomstig van donaties met positieve testresultaten worden vernietigd.
Wanneer producten bereid uit menselijk bloed worden toegediend kan overdracht van een infectieus agens niet helemaal worden uitgesloten. Het residuele risico op overdracht van HIV, HBV of HCV door transfusie van een eenheid wordt geraamd op respectievelijk 1 op 4 à 6 x 106 , 1 op 0,3 à 1 x 106 en 1 op 700.000.
Transmissie van tot nog toe onbekende pathogenen kan niet worden uitgesloten.
Op medisch voorschrift, na bestelling op naam van de patiënt.
Bestel minstens 24 u voor het gewenste tijdstip van aflevering.
Laatst aangepast op 11/04/24.