Erytrocytenconcentraat, volwassene

Productcodes

Code 'Dienst voor het Bloed'

E5259V00

E5259VA0

 

RIZIV-Code

Gehospitaliseerd:            752 463

Niet-gehospitaliseerd:    752 452

Bereiding en samenstelling

Een erytrocytenconcentraat wordt bereid uit menselijk bloed door centrifugatie, gevolgd door de verwijdering van het merendeel van het plasma. Aan de geconcentreerde erytrocyten wordt een voedende bewaarvloeistof toegevoegd, met name saline-adenine-glucose-mannitol (SAGM). Deleukocytering gebeurt door filtratie. Het volume van een erytrocytenconcentraat type ‘volwassene’ bedraagt ten minste 214 ml en maximaal 340 ml, anticoagulans (CPD: citraat-fosfaat-dextrose) en 105 ml bewaarvloeistof (SAGM) inbegrepen. Het exacte volume staat aangegeven op het etiket. Een erytrocytenconcentraat heeft een hematocrietwaarde tussen 0,50 en 0,70 en bevat minimaal 40 g hemoglobine. Hemolyse op vervaldatum is kleiner dan 0,8 % van de erytrocytenmassa.

Alle erytrocytenconcentraten zijn gedeleukocyteerd en bevatten minder dan 1 x 106 leukocyten per product.

 

Indicaties

Een erytrocytenconcentraat wordt gebruikt om het zuurstoftransport te verhogen bij bloedverlies en bij anemie. De transfusiedrempel ligt tussen de 7 en de 10 g Hb per dl afhankelijk van andere factoren die de zuurstoftransportcapaciteit bepalen zoals de cardiopulmonaire toestand van de patiënt

Dosis en gebruiksaanwijzing

Dosis

Transfusie van één erytrocytenconcentraat verhoogt de hemoglobineconcentratie bij een persoon van 70 kg die niet actief bloedt met gemiddeld 1 g/dl en de hematocrietwaarde met ± 3 %.

Speciale voorzorgsmaatregelen

Bij transfusie van een erytrocytenconcentraat moet de compatibiliteit tussen donor en ontvanger verzekerd zijn door selectie van een erytrocytenconcentraat compatibel met het ABO- en het resus D-bloedtype van de ontvanger en door uitvoering van een kruisproef (indirecte antiglobulinetest) tussen rode bloedcellen van de donor en serum/plasma van de ontvanger.

Bij patiënten waarbij geen irreguliere antistoffen gevonden worden, kan de kruisproef vervangen worden door een korte kruisproef of een elektronische kruisproef (Type and Screen methode).

Het rapport van het compatibiliteitsonderzoek moet de identiteit van de patiënt, het unieke nummer van het erytrocytenconcentraat en het resultaat vermelden.

Onmiddellijk voorafgaand aan de transfusie dient te worden nagegaan of de toe te dienen eenheid voor de betreffende patiënt is bedoeld.

Bij vrouwen jonger dan 50 jaar worden bij voorkeur resus-compatibele en Kell-negatieve bloedproducten toegediend.

In zeldzame gevallen van plasma-intolerantie wordt de transfusie van een erytrocytenconcentraat met resthoeveelheden plasma afgeraden. In deze gevallen is het gebruik van gewassen erytrocyten aangewezen.

Bij patiënten met een ernstige immuundeficiëntie zijn bestraalde bloedproducten aangewezen.

Bij neonati dient een gedeleukocyteerd erytrocytenconcentraat type ‘zuigeling’ gebruikt te worden. Bij massale transfusies bij pasgeborenen en peuters is waakzaamheid geboden met betrekking tot de kalium spiegels. Voor wisseltransfusie bij pasgeborenen wordt speciaal daarvoor bereid gereconstitueerd vol bloed gebruikt. Voor intra-uteriene transfusie wordt een erytrocytenconcentraat met specifieke kenmerken bereid.

Gebruiksaanwijzing

Voor de duur van de transfusie moet een aseptische techniek worden toegepast. Toediensets en filters moeten tijdig worden vervangen bij transfusie van meerdere eenheden. Het erytrocytenconcentraat wordt intraveneus toegediend via een perfusieset met standaardfilter (170-260 µ).

Gedurende de eerste 10 tot 15 minuten wordt een lage infusiesnelheid ingesteld en wordt de patiënt nauwgezet geobserveerd op een eventuele transfusiereactie. Vervolgens wordt de infusiesnelheid verhoogd in functie van de klinische toestand. In geval van acuut bloedverlies kan de snelheid worden verhoogd tot 50 - 100 ml/min. De gemiddelde transfusieduur van een erytrocytenconcentraat bedraagt 1 tot 2 uur. Er wordt aangeraden de duur voor transfusie van één eenheid te beperken tot een maximum van 4 uur.
Voorkom terugvloei van bloed van de patiënt in de transfusieset: hang de bloedzak steeds hoger dan de arm van de patiënt en sluit de rolklem bij het verplaatsen van patiënt en/of bloedzak.

Eventuele restanten worden verwijderd als medisch afval.

Opwarmen van het bloed voor toediening is niet nodig.

Opwarmen van bloedproducten tijdens toediening is enkel vereist bij massale transfusie (> 50 ml per minuut, of > 15 ml/kg/uur bij kinderen), inclusief wisseltransfusie - om hypothermie van de patiënt te voorkomen - en bij klinisch belangrijke koude agglutininen. Hierbij moet gebruik gemaakt worden van speciale en voor deze toepassing gevalideerde verwarmingstoestellen.

 

Mogelijke ongewenste effecten bij toediening van het product

De meest frequent voorkomende bijwerkingen van een transfusie van bloedproducten zijn rillingen, koorts en symptomen van allergisch aard zoals urticaria en jeuk.

Ernstige, mogelijk dodelijke, ongewenste bijwerkingen zijn: circulatoire overvulling met longoedeem, transfusie-gerelateerde acute longaandoening (TRALI), bacteriële sepsis,

hemolytische transfusiereactie en ernstige allergische reacties zoals anafylactische shock.

Verder kunnen voorkomen: posttransfusie purpura, chemische verstoring bij massale transfusie (hyperkaliëmie), transfusie-geassociëerde graft versus host-ziekte (TA-GVHD).

Door bloed en bloedderivaten kunnen infecties worden overgedragen: met virussen (B19 parvovirus, CMV*, HAV, HBV, HCV, HIV…), met bacteriën (syfilis), met protozoa (malaria, leishmania, trypanosomiase) en met ongekende ziekteverwekkende agentia.

Bij frequente transfusies of transfusies gedurende lange tijd kan ijzerstapeling optreden.

Indien een acute transfusiereactie optreedt dient de transfusie onmiddellijk te worden stopgezet en moet aangepaste therapie gestart worden.

Volgende laboratoriumtests kunnen nuttig zijn bij ernstige reacties: hemolyseparameters (haptoglobine, vrij hemoglobine, LDH, bilirubine), herhaling kruisproef en bloedgroepbepaling van patiënt en product, rechtstreekse antiglobulinetest, serum IgA, hemocultuur van de patiënt en bacteriologisch onderzoek van de toegediende eenheid.

Bij een milde allergische transfusiereactie (jeuk, roodheid, urticaria) kan de transfusie eventueel na toediening van antihistaminica of corticosteroïden worden verder gezet.



* Van gedeleukocyteerde bloedproducten wordt algemeen aangenomen dat door de verwijdering van de witte bloedcellen de kans op transmissie van het CMV-virus nagenoeg volledig wordt vermeden. Voor indicaties van het gebruik van bloedproducten afkomstig van donoren die serologisch negatief zijn voor CMV: zie onder CMV-negatieve bloedproducten.

Medicamenteuze en andere interacties

Aan een erytrocytenconcentraat mogen geen geneesmiddelen of infusievloeistoffen worden toegevoegd. De hematocriet van een erytrocytenconcentraat is dusdanig dat verdunning door  toevoeging van een isotone zoutoplossing overbodig is. Calciumhoudende en geconcentreerde glucose-oplossingen mogen niet toegediend worden via dezelfde intraveneuze lijn als het erytrocytenconcentraat.

Bewaring en stabiliteit

Erytrocytenconcentraten moeten bewaard worden tussen + 2 °C en + 6 °C en mogen niet gebruikt worden na de vervaldatum aangegeven op het etiket. De maximale bewaarduur is 42 dagen.

Een erytrocytenconcentraat mag niet gebruikt worden bij tekenen van beschadiging of bederf.

Veiligheid van producten bereid uit menselijk vol bloed

Het bloed wordt afgenomen van vrijwillige, niet-bezoldigde donoren, geselecteerd volgens de normen vastgelegd in de Belgische wetgeving en de procedures van de Dienst voor het Bloed van Rode Kruis-Vlaanderen.

Bij elke donatie wordt de donor gekeurd door een arts en getest op antistoffen tegen de humane immunodeficiëntievirussen (anti-HIV-1 en HIV-2), op antistoffen tegen het hepatitis C-virus (anti-HCV), op het hepatitis B-virus-oppervlakteantigen (HBsAg) en op antistoffen tegen Treponema pallidum. HIV, HBV en HCV worden ook opgespoord d.m.v. NAT-testen.
De producten afkomstig van donaties met positieve testresultaten worden vernietigd.

Wanneer producten bereid uit menselijk bloed worden toegediend kan overdracht van een infectieus agens niet helemaal worden uitgesloten. Het residuele risico op overdracht van HIV, HBV of HCV door transfusie van een eenheid wordt geraamd op respectievelijk 1 op 4 à 6 x 106 , 1 op 0,3 à 1 x 106 en 1 op 700.000.

Transmissie van tot nog toe onbekende pathogenen kan niet worden uitgesloten.

Aflevering

Op medisch voorschrift.

                                                                                                                                                                               

Laatst aangepast op 11/04/24.