Code 'Dienst voor het Bloed'
E5261V00
E5261VA0
RIZIV-Code
Gehospitaliseerd: 752 463
Niet-gehospitaliseerd: 752 452
Een erytrocytenconcentraat wordt bereid uit menselijk bloed door centrifugatie, gevolgd door verwijdering van het merendeel van het plasma. Aan de geconcentreerde erytrocyten wordt een voedende bewaarvloeistof toegevoegd, met name saline-adenine-glucose-mannitol (SAGM). Deleukocytering gebeurt door filtratie. Het volume van een erytrocytenconcentraat type ‘volwassene’ bedraagt ten minste 214 ml, anticoagulans (CPD: citraat-fosfaat-dextrose) en 100 ml bewaarvloeistof (SAGM) inbegrepen. Het exacte volume staat aangegeven op het etiket.
Een erytrocytenconcentraat heeft een hematocrietwaarde tussen 0,50 en 0,70 en bevat minimaal 40 g hemoglobine. Hemolyse op vervaldatum is kleiner dan 0,8 % van de erytrocytenmassa. Alle erytrocytenconcentraten zijn gedeleukocyteerd en bevatten minder dan 1 x 106 leukocyten per product. Een bestraald erytrocytenconcentraat wordt bekomen door ioniserende bestraling (gammastralen of X-stralen) van een gedeleukocyteerd erytrocytenconcentraat. Hierdoor worden de resterende lymfocyten in het concentraat beschadigd, zodat ze zich niet meer kunnen vermenigvuldigen. De bestralingsdosis bedraagt niet minder dan 25 Gray en niet meer dan 50 Gray. De bestraling wordt normaliter uitgevoerd binnen de 14 dagen na afname van het bloed.
Het gebruik van bestraalde erytrocytenconcentraten is aangewezen voor de behandeling van bloedverlies en anemie bij immuungecompromitteerde patiënten die risico lopen op transfusie-geassocieerde graft versus host-ziekte (TA-GVHD)
intra-uteriene transfusie en wisseltransfusie; daarna tot zes maanden na à terme datum (zie onder desbetreffende producten)
prematuren (< 32 weken, < 1500 gram)
autologe en allogene stamceltransplantatie-patiënten
ernstige verworven of aangeboren immuundeficiënties (ziekte van Hodgkin, intensieve
chemotherapie, radiotherapie of immunosuppressieve therapie…)
Dosis
Transfusie van één erytrocytenconcentraat verhoogt de hemoglobineconcentratie bij een persoon van 70 kg die niet actief bloedt met gemiddeld 1 g/dl en de hematocrietwaarde met ± 3 %.
Speciale voorzorgsmaatregelen
Bij transfusie van een erytrocytenconcentraat moet de compatibiliteit tussen donor en ontvanger verzekerd zijn door selectie van een erytrocytenconcentraat compatibel met het ABO- en het resus D-bloedtype van de ontvanger en door uitvoering van een kruisproef (indirecte antiglobulinetest) tussen rode bloedcellen van de donor en serum/plasma van de ontvanger. Bij patiënten waarbij geen irreguliere antistoffen gevonden worden, kan de kruisproef vervangen worden door een korte kruisproef of elektronische kruisproef (Type and Screen-methode). Het rapport van het compatibiliteitsonderzoek dient de identiteit van de patiënt, het unieke nummer van het erytrocytenconcentraat en het resultaat te vermelden.
Onmiddellijk voorafgaand aan de transfusie dient te worden nagegaan of de toe te dienen eenheid voor de betreffende patiënt is bedoeld.
Bij vrouwen jonger dan 45 jaar worden bij voorkeur Kell-negatieve bloedproducten toegediend.
Bij bepaalde types van plasma-intolerantie wordt de transfusie van een erytrocytenconcentraat met resthoeveelheden plasma afgeraden. In deze gevallen is het gebruik van gewassen erytrocyten aangewezen. Bij transfusie bij neonati dient een gedeleukocyteerd erytrocytenconcentraat type ‘zuigeling’ gebruikt te worden.
Voor wisseltransfusie bij pasgeborenen wordt speciaal daarvoor bereid gereconstitueerd vol bloed gebruikt. Voor intra-uteriene transfusie wordt een erytrocytenconcentraat met specifieke kenmerken bereid.
Bij gebruik van een erytrocytenconcentraat volwassene, bestraald, voor massale transfusie bij neonati tot de leeftijd van 1 jaar mag het erytrocytenconcentraat maximum 5 dagen oud zijn en moet het binnen de 24 uur na bestraling worden toegediend.
Een bestraald bloedproduct is niet radioactief en kan zonder gevaar door het verplegend personeel gemanipuleerd worden.
Gebruiksaanwijzing
Voor de duur van de transfusie moet een aseptische techniek worden toegepast. Toediensets en filters dienen tijdig te worden vervangen in geval van transfusie van meerdere eenheden. Het erytrocytenconcentraat wordt intraveneus toegediend via een perfusieset met standaardfilter (170 - 260 µ).
Gedurende de eerste 10 tot 15 minuten wordt een lage infusiesnelheid ingesteld en wordt de patiënt nauwgezet geobserveerd op een eventuele transfusiereactie. Vervolgens wordt de infusiesnelheid verhoogd in functie van de klinische toestand. In geval van acuut bloedverlies kan de snelheid worden verhoogd tot 50 tot 100 ml per minuut. De gemiddelde transfusieduur van een erytrocytenconcentraat bedraagt 1 tot 2 uur. Er wordt aangeraden de duur voor transfusie van één eenheid te beperken tot een maximum van 4 uur.
Voorkom terugvloei van bloed van de patiënt in de transfusieset: hang de bloedzak steeds hoger dan de arm van de patiënt en sluit de rolklem bij het verplaatsen van patiënt en/of bloedzak.
Eventuele restanten worden verwijderd als medisch afval.
Opwarmen van het bloed voor toediening is niet nodig.
Opwarmen van bloedproducten tijdens toediening is enkel vereist bij massale transfusie (> 50 ml per minuut, of > 15 ml/kg/uur bij kinderen), inclusief wisseltransfusie - om hypothermie van de patiënt te voorkomen - en bij klinisch belangrijke koude agglutininen. Hierbij moet gebruik gemaakt worden van speciale en voor deze toepassing gevalideerde verwarmingstoestellen.
De meest frequent voorkomende bijwerkingen van een transfusie van bloedproducten zijn rillingen, koorts en symptomen van allergisch aard zoals urticaria en jeuk.
Ernstige, mogelijk dodelijke, ongewenste bijwerkingen zijn: circulatoire overvulling met longoedeem, transfusie-gerelateerde acute longaandoening (TRALI), bacteriële sepsis,
hemolytische transfusiereactie en ernstige allergische reacties zoals anafylactische shock.
Verder kunnen voorkomen: posttransfusie purpura, chemische verstoring bij massale transfusie (hyperkaliëmie).
Door bloed en bloedderivaten kunnen infecties worden overgedragen: met virussen (B19 parvovirus, CMV*, HAV, HBV, HCV, HIV,…), met bacteriën (syfilis), met met protozoa (malaria, leishmania, trypanosomiase) en met ongekende ziekteverwekkende agentia.
Bij frequente transfusies of transfusies gedurende lange tijd kan ijzerstapeling optreden.
Indien een acute transfusiereactie optreedt dient de transfusie onmiddellijk te worden stopgezet en moet aangepaste therapie gestart worden.
Volgende laboratoriumtests kunnen nuttig zijn bij ernstige reacties: hemolyseparameters (haptoglobine, vrij hemoglobine, LDH, bilirubine), herhaling kruisproef en bloedgroepbepaling van patiënt en product, rechtstreekse antiglobulinetest, serum IgA, hemocultuur van de patiënt en bacteriologisch onderzoek van de toegediende eenheid,.
Bij een milde allergische transfusiereactie (jeuk, roodheid, urticaria) kan de transfusie eventueel na toediening van antihistaminica of corticosteroïden worden verder gezet.
* Van gedeleukocyteerde bloedproducten wordt algemeen aangenomen dat door de verwijdering van de witte bloedcellen de kans op transmissie van het CMV-virus nagenoeg volledig wordt vermeden. Voor indicaties van het gebruik van bloedproducten afkomstig van donoren die serologisch negatief zijn voor CMV: zie onder CMV-negatieve bloedproducten.
Aan een erytrocytenconcentraat mogen geen geneesmiddelen of infusievloeistoffen worden toegevoegd. De hematocriet van een erytrocytenconcentraat is dusdanig dat verdunning door toevoeging van een isotone zoutoplossing overbodig is. Calciumhoudende en geconcentreerde glucose-oplossingen mogen niet toegediend worden via dezelfde intraveneuze lijn als het erytrocytenconcentraat.
Erytrocytenconcentraten moeten bewaard worden tussen + 2 °C en + 6 °C en mogen niet gebruikt worden na de vervaldatum aangegeven op het etiket. De bewaartijd van een bestraald erytrocytenconcentraat wijkt af van die van een gewoon erytrocytenconcentraat: bij bestraling wordt de membraan van de rode bloedcellen licht beschadigd waardoor er een versnelde uittreding van kalium en hemoglobine optreedt. Dit fenomeen neemt toe naarmate de cellen ouder worden. De bewaartijd bedraagt 28 dagen vanaf afname indien de bestraling werd uitgevoerd binnen de 14 dagen na afname. Bij latere bestraling wordt de bewaartijd verkort tot 24 uur vanaf de bestraling.
Overige karakteristieken en bewaarcondities worden niet beïnvloed door bestraling.
Een gedeleukocyteerd erytrocytenconcentraat, bestraald, mag niet gebruikt worden na vervaldatum en bij tekenen van beschadiging of bederf.
Het bloed wordt afgenomen van vrijwillige, niet-bezoldigde donoren, geselecteerd volgens de normen vastgelegd in de Belgische wetgeving en de procedures van de Dienst voor het Bloed van Rode Kruis-Vlaanderen.
Bij elke donatie wordt de donor gekeurd door een arts en getest op antistoffen tegen de humane immunodeficiëntievirussen (anti-HIV-1 en HIV-2), op antistoffen tegen het hepatitis C-virus (anti-HCV), op het hepatitis B-virus-oppervlakteantigen (HBsAg) en op antistoffen tegen Treponema pallidum. HIV, HBV en HCV worden ook opgespoord d.m.v. NAT-testen.
De producten afkomstig van donaties met positieve testresultaten worden vernietigd.
Wanneer producten bereid uit menselijk bloed worden toegediend kan overdracht van een infectieus agens niet helemaal worden uitgesloten. Het residuele risico op overdracht van HIV, HBV of HCV door transfusie van een eenheid wordt geraamd op respectievelijk 1 op 4 à 6 x 106 , 1 op 0,3 à 1 x 106 en 1 op 700.000.
Transmissie van tot nog toe onbekende pathogenen kan niet worden uitgesloten.
Op medisch voorschrift.
Laatst aangepast op 11/04/24.