Autologe bloedproducten worden afgenomen en afgeleverd in het kader van een autologe pre-donatie procedure. Ze kunnen enkel worden getransfundeerd aan de donor zelf.
Code 'Dienst voor het Bloed'
E6119100
RIZIV-Code
Gehospitaliseerd: 752 426
Niet-gehospitaliseerd: 752 415
Patiënten die in aanmerking komen voor autologe afnames zijn vrij van ernstige hartziekten en van actieve bacteriële infecties, en zijn negatief getest voor HIV antistoffen, HbsAg en HCV-antistoffen.
Een autoloog vers ingevroren plasma wordt bereid uit bloed van de patiënt zelf door centrifugatie, gevolgd door afpersen van het plasma. Het plasma wordt vervolgens ingevroren en bewaard bij – 30 °C. Het antistollingsmiddel is CPD (citraat-fosfaat-dextrose).
Afname van autoloog vol bloed is aangewezen bij patiënten met een duidelijke indicatie, oa multipele antistoffen tegen bloedgroepantigenen of antistoffen tegen een publiek antigeen van de rode bloedcellen. Patiënten met anti-IgA hebben eveneens baat bij autologe transfusie. Bovendien dient de kans op het gebruik van het product hoog te zijn.
De indicatie voor vers ingevroren plasma is een gecombineerd tekort aan coagulatiefactoren of trombolyse.
Plasma wordt niet toegediend in afwezigheid van stollingsstoornissen. Een patiënt waarvan autoloog plasma beschikbaar is, dient getransfundeerd te worden met de autologe eenheden alvorens homologe eenheden worden gebruikt.
Dosis
De dosis is gebaseerd op het klinisch beeld en op de resultaten van stollingstesten bij de patiënt. Als algemene regel mogen de stollingsfactoren van de patiënt niet lager zijn dan 30 % van de normale waarden. De gebruikelijke dosis bij plasma-infusie varieert van 5 tot 30 ml/kg. De snelheid van de infusie hangt enkel af van het klinisch beeld. Een infusiesnelheid groter dan 1 ml/min/kg wordt echter afgeraden.
Speciale voorzorgsmaatregelen
Bij transfusie van autoloog ingevroren plasma moet de compatibiliteit tussen het product en ontvanger verzekerd zijn door de identiteit van de patiënt vermeld op het bloedproduct en de identiteit van de te transfunderen patiënt te vergelijken.
Gebruiksaanwijzing
Omdat de ingevroren zakken broos zijn moeten ze met de meeste omzichtigheid behandeld worden om beschadiging te voorkomen. Om redenen van stabiliteit en microbiologische veiligheid moet het autoloog plasma na ontdooien dadelijk (binnen 2 uur) intraveneus worden toegediend. Plasma wordt toegediend via een perfusieset met standaardfilter (170 - 260 µ). Tijdens de hele duur van de toediening moet een aseptische techniek worden toegepast. Een troebele oplossing mag niet worden gebruikt. Het plasma mag niet worden gemengd met andere geneesmiddelen en mag niet via dezelfde intraveneuze lijn worden toegediend als calciumhoudende oplossingen. Eventuele restanten worden verwijderd als medisch afval.
Richtlijnen voor het ontdooien
Het ontdooien van het plasma gebeurt met een speciaal daarvoor bedoeld apparaat. Wanneer dit een warmwaterbad is moet de plasmazak in een plastic omzak worden verpakt.
Bij het ontdooien mag de temperatuur nooit hoger zijn dan 37 °C. Het plasma moet volledig ijsvrij zijn voor toediening. De zakken moeten nagekeken worden op eventuele scheuren of beschadiging. De inhoud van defecte zakken mag niet worden toegediend. Ontdooide zakken mogen niet terug ingevroren worden.
Het vers ingevroren menselijk plasma mag niet gemengd worden met geneesmiddelen of infusievloeistoffen . Gezien mogelijke klontervorming mogen calciumhoudende oplossingen niet worden toegediend via dezelfde intraveneuze lijn als plasmapreparaten.
Interacties met geneesmiddelen na toediening zijn niet gekend.
De bewaartijd van autoloog vers ingevroren plasma is vastgelegd op 1 maand.
Na ontdooien moet het product onmiddellijk (binnen 2 uur) worden gebruikt.
Autoloog plasma mag niet worden gebruikt na de vervaldatum.
Plastic zak met gemiddeld meer dan 200 ml autoloog ingevroren plasma (voor exacte inhoud: zie etiket).
Na transfusie liggen de halfwaardetijden van de biologische substanties die voorkomen in het plasma binnen de normale waarden. Dankzij de intraveneuze toediening zijn de biologische substanties dadelijk beschikbaar.
Het bloed wordt afgenomen van de patiënt zelf. De bloedgroep is bepaald en is gelijk aan die van de patiënt, de virale testen (HBV, HCV, HIV) en de syfilistest zijn negatief.
Op medisch voorschrift, na aanmelden van de patiënt voor autologe afname.
Laatst aangepast op 11/04/24.